bw14

25 september 2018

Navelstreng

Filed under: boek — René @ 9:19 pm
Het leven is leuk. De dood is vredevol. Het is de overgangsperiode die zo lastig is Isaac Asimov

Ze pakte mijn handen stevig beet.

“Je raakt je navelstreng nooit kwijt,” zei ze, terwijl ze me in de ogen keek.

Het was zes dagen sinds Moeder was uitgedoofd. Er was een uitvaart geweest en een begrafenis en de koffietafel liep af. Het werd tijd voor het afscheid en het medeleven van de genodigden.

Ik keek de vrouw terug aan. Ze bedoelde het goed, zag ik. 

Allicht – een zoon, de meest geliefkoosde vooral, zou nu jammeren moeten en weeklagen. Dat was natuurlijk. Vanzelfsprekend. Wat anders moest ik doen?

Het komt vast nog wel, hield ik me voor, terwijl ik dacht aan de komende feestdagen. De dagelijkse telefoongesprekken en de wekelijkse bezoekjes. Het wegvallen ervan leek helemaal nog niet op een gemis. Eerder alsof met het sluiten van dit ene raam alle andere deuren wagenwijd opengezet waren.

Vriendelijk glimlachte ik naar de vrouw.

“Ik hoop van wel,” fluisterde ik haar toe.

3 september 2018

Opwaarts

Filed under: boek — René @ 7:06 pm
Als het reisdoel te belangrijk is, zie je onderweg niets. Györgyi Konràd

In de lift naar de zesde verdieping werd ik vergezeld door twee verpleegkundigen. Ze wisten me heel bekwaam te negeren. Wat mij betreft was dat prima – ik ging tenslotte naar de zesde verdieping.

Halverwege de reis omhoog stopte de cabine. Iemand had onze komst niet afgewacht, want er stond niemand. Wel liep er een patiënt voorbij, te oordelen aan de pyjama die hij droeg. Hij zei iets tegen de zusters wat ik niet kon verstaan.

De verpleegsters moesten er om lachen. Eentje van hen riep iets terug. Het klonk gevat. De patiënt zwaaide in elk geval grinnikend met zijn hand.

Daarna sloten de deuren weer en gingen we verder omhoog.

We zwegen daarbij.

Ik wilde de twee verpleegkundigen tegen de liftwand aanduwen en eisen te verklappen wat die man zei, daarnet. Maar ik hield me in bedwang, tot aan de zesde.

Ik had er de hele verdere dag spijt van.

Hoofdzaak

Filed under: boek — René @ 11:37 am
Zodra de mens iets heeft aangeraakt of door technische middelen in staat is het aan te raken, verliest hij er zijn eerbied voor. Misschien is het daarom dat hij, bij wijze van contrast, de voorstelling nodig heeft van een onbereikbare God die zelfs zijn eigen moeder niet geschonden heeft. Paul de Wispelaere

Ze stelde zich voor als de geriater, het meisje met de hoofddoek. Ze droeg een witte jas, maar was ik haar op de gang tegengekomen had ik haar zeker en vast aangezien voor de een of andere assistent. In mijn concept van een geriater was dit een oudere, witte man met grijs haar – zij was niks hiervan.

Op al haar vragen en informatie reageerde Moeder met: “Ja”, op dit moment zowat het enige woord dat nog ongehinderd haar mond verliet. Ze leek geenszins van haar wijs gebracht door de aard van de arts aan haar bed – hoe anders dan ik, schaamde ik me zowat.

Ik probeerde met alle macht mijn vooringenomenheid te betomen, terwijl ik zag hoe Moeder haar hand op het meisje legde. Mijn verlichting had ik altoos hoger gedacht. Dat was dus een vergissing.

Het buurmeisje kwam binnen. Ze was van de kebab-groothandel.

“Turks meisje,” wees Moeder blij.

2 september 2018

Wachtruimte

Filed under: boek — René @ 4:39 pm

Op zijn best is de zogeheten magisch-realistische roman een onontkoombare manifestatie van verborgen psychische en kosmische lagen, op zijn zwakst is hij een verhaal, waar de schrijver zich alleen met onbetamelijke wendingen uit weet te redden. Wim Zaal

De man aan de infuusstang keek met me mee naar buiten. Het was de zevende verdieping, waar mensen lagen die plotseling moesten worden opgenomen.

“Het is prachtig weer,” zei de man met een knikje naar het uitzicht. Ik dacht aan moeder die nu gewassen werd. Ze was niet voor het eerst gevallen. Zus had haar naar het ziekenhuis gebracht.

“Wilt u koffie?” had de verpleegster gevraagd. “Ik mag het eigenlijk niet geven, maar…” Ze knipoogde. Even later bracht ze een beker. “Zo.” zei ze, voordat ze moeder ging wassen. Zo kwam ik in de wachtruimte de man te spreken. Hij was blij met mijn gezelschap. Ik luisterde half naar zijn verhaal en keek naar de horizon en de parkeergarage ervoor.

De verpleegster wenkte dat ze klaar was en dat ik weer naar moeder kon.

“Ik zal aan u denken wanneer ik straks naar buiten ga,” zei ik tegen de man.

Blog op WordPress.com.